top of page
Hans de Vries (bureau voor vernieuwing)

Innoveren loont


Zie ook Pretwerk.

Overheden en ondernemers streven beide kwaliteitsverbetering na. Geregeld verstaat een provincie of gemeente echter wat anders onder kwaliteitsverbetering dan de ondernemer. Vaak willen overheden een stap verder: innovatie van de dag- en verblijfsrecreatie willen ze nastreven. En dat wordt dan regelmatig gekoppeld aan sanering van het bestaande aanbod. Dat gaat ondernemers vaak een stap te ver en zo blijven beide partijen een eigen koers varen, langs elkaar heen. Hoe kan dit nu worden voorkomen?

innovatieve accommodatie (bureau voor vernieuwing)

Innovatie is een diepgaander vernieuwingsproces dan de vervanging van een sanitairgebouw of het plaatsen van een bijzondere logiesaccommodatie. Vernieuwing is noodzakelijk om als aanbieder bij te blijven maar innovatie is nodig om als sector vraag te blijven creëren.

Innoveren is verbeteren

Kwaliteitsverbetering en innovatie zorgen normaal gesproken voor een betere bezetting en hogere gemiddelde bestedingen (en minimaal voor het behoud van marktaandeel, bestedingen en werkgelegenheid). Een verbetering en zeker een innovatie betekent immers dat de gast of bezoeker een hogere waardering zal geven; met een hogere bezetting (en hogere omzet) als gevolg. Het kan hierbij gaan om een verbeterd product of een andere dienstverlening maar ook om groter gemak bij het boekingsproces of ruimere aankomst- en vertrekmogelijkheden. De overheden zien deze vernieuwingsmogelijkheden ook wel maar voegen een belangrijke dimensie toe: die van een hogere ruimtelijke kwaliteit.

Ruimtelijke kwaliteit als innovatiedrager

Dagrecreatie- en verblijfsrecreatiebedrijven zijn, net als boeren, recreatieschappen, natuur- en landschapsbeheerders, belangrijke grondgebruikers. Omdat de overheid de lijnen uitzet van het Nederlandse ruimtegebruik, hebben leisure ondernemers bij uitbreiding en bij bouwplannen te maken met de overheid. Recreatiebedrijven zijn ook meer dan gemiddeld gevestigd op plekken die landschappelijk interessant zijn; bijvoorbeeld nabij een natuurgebied (gedefinieerd als Natura 2000 gebied of en gebied behorend tot de EHS). Die ruimtelijke positie maakt het recreatiebedrijf tot een voorname bepaler van de ruimtelijke kwaliteit, zeker in toeristische regio’s.

De ruimtelijke kwaliteit wordt (net als bij alle kwaliteit) bepaald door subjectiviteit, door individuele meningen. Omdat ruimtelijke kwaliteit vaak onderdeel is van provinciale en regionale visies, wordt de ruimtelijke kwaliteit meestal bepaald door de provinciale beleidsmedewerkers en vervolgens vastgesteld door provinciale staten. Helaas kent Nederland vele provincies en grote onduidelijkheid over hoe die ruimtelijke kwaliteit wordt gemeten. ‘Stacaravans zijn lelijk en verstoren het landschap’ is een voorbeeld van een veelgehoord criterium rondom ruimtelijke kwaliteit. Een ander voorbeeld is de geconstateerde eenvormigheid in recreatiewoningen en de conclusie dat ‘een woonwijk soms nog mooier is’. Deze subjectieve meningen over de ruimtelijke kwaliteit gaan echter zelden gepaard met oplossingsrichtingen of het concreet maken van de gewenste ruimtelijke kwaliteit.

Ondernemer en overheid samen optrekken

Hoe kun je nu zorgen dat zowel ondernemers als overheden dezelfde doelen gaan nastreven en beide daarvan gaan profiteren? De eerste stap is te zorgen dat beide partijen elkaar begrijpen. Een tweede stap kan het formuleren van een gezamenlijk gewenste toekomst zijn.

De overheden profiteren

Overheden zouden zich bezig moeten houden met het faciliteren van gewenste ontwikkelingen. Desondanks zitten met name de lagere overheden geregeld op de stoel van de ondernemer. Bestemmingsplannen voor bedrijven in de leisure-sector zijn het afgelopen decennium zo dicht getimmerd dat voor vernieuwing of innovatie geen ruimte meer is. Vanuit de angst van ongewenste ontwikkelingen (zoals permanente bewoning) werden door gemeenten en provincies oneigenlijke argumenten (zoals het aantal m2 of m3 van een recreatiewoning) gehanteerd die nu fnuikend zijn voor de broodnodige vernieuwing. In de bestemmingsplannen wordt bijvoorbeeld ook van campings geëist dat groenzones van 10 meter breed rondom het terrein wordt aangelegd om de recreërende gast en hun kampeermiddelen te verbergen. Ook wordt door gemeenten regelmatig in detail aangegeven hoeveel procent van het recreatieterrein voor toeristische of vaste gasten ingericht moet zijn. Deze voorbeelden tonen aan dat ook de faciliterende rol van overheden een vernieuwingsslag (of innovatie) behoeft.

Oplossing

De oplossing ligt volgens LeisureNL | bureau voor vernieuwing in het feit dat zowel bedrijven als overheden baat hebben bij een duidelijker vaststelling van de ruimtelijke kwaliteit. Door die duidelijkheid weet de ondernemer waar hij aan toe is en kan hij lange termijnplannen maken met ruimte voor vernieuwing en innovatie. De overheid faciliteert die vernieuwingsplannen met ruimere ruimtegebruiksmogelijkheden, naar behoefte ingekaderd door regionale of lokale visies of kwaliteitsplannen.

De ondernemer profiteert

De ondernemer is elke dag bezig de gast of bezoeker te behagen; onder andere om te zorgen dat het terrein er keurig bij ligt en activiteiten worden georganiseerd. Als het om de toekomst gaat en om grote investeringen in die toekomst dan is het moeilijk voor de ondernemer om boven de dagelijkse operationele zaken te gaan staan. Als dat wel lukt (al dan niet met externe hulp) en de ondernemer zich vervolgens afvraagt hoe zijn bedrijf er over 10 of 15 jaar uitziet, dan komt er ruimte voor vernieuwing en innovatie. ‘Stel je krijgt de vrije hand, en je mag ook het rond het bedrijf liggende gronden en wegen in je plannen meenemen, hoe ziet dan je ideaalbeeld van het bedrijf anno 2025 eruit?’

Toekomstperspectief

De ondernemer kent vaak de beperkingen van zichzelf en zijn bedrijf en hij heeft een redelijk beeld van wat zijn gasten willen. Het maken van een ideaalbeeld van zijn bedrijf anno 2025 is echter niet gemakkelijk. Dat vergt ook kennis van de trends & ontwikkelingen en een inschatting van de markt. Relatief gemakkelijk is echter wel het brainstormen over de (on)mogelijkheden. ‘Wat als we helemaal opnieuw konden en mochten beginnen, wat zouden we dan (anders) gaan doen.’ Het nadenken over een toekomst over 10-15 jaar kan in relatief grote lijnen en is daardoor eenvoudiger dan de toekomst over 1-2 jaar. Als de ondernemer zijn ideaal toekomstbeeld duidelijk voor ogen heeft, kan dit met de gemeente en provincie worden gedeeld. In die gesprekken kan worden bezien in hoeverre het toekomstbeeld van de ondernemer kan worden gerealiseerd binnen de gewenste ruimtelijke kwaliteit anno 2025. Een parallelle weg kan ook nog het als regio toewerken naar een ruimtelijke kwaliteitsvisie 2025 zijn, met input van alle ruimtegebruikers inclusief leisure-ondernemers.

Conclusie

Als overheden en ruimtegebruikers zoals recreatiebedrijven het eens gaan worden over de gewenste ruimtelijke kwaliteit in een regio of gemeente, dan faciliteert de overheid pas echt (ruimtelijke) vernieuwing en innovatie.


4 weergaven0 opmerkingen
bottom of page